Onze experts helpen bij al uw vragen
088 181 0349- Binnen 24 uur.
- Gratis en vrijblijvend.
- Specialist uit uw regio.
In het Nederlandse strafrecht is een poging tot een misdrijf strafbaar gesteld onder artikel 45 van het Wetboek van Strafrecht. Voor een poging is vereist dat er sprake is van een ‘begin van de uitvoering’. Dit houdt in dat de dader handelingen moet hebben verricht die naar hun uiterlijke verschijningsvorm moeten worden beschouwd als te zijn gericht op de voltooiing van het voorgenomen misdrijf.
Bij poging tot zware mishandeling zou dit bijvoorbeeld kunnen betekenen dat de dader een wapen heeft gepakt en gericht heeft op het slachtoffer, of een ander middel heeft gebruikt waarmee hij direct zou kunnen overgaan tot zware mishandeling. De handelingen moeten dus een zodanige fase hebben bereikt dat het misdrijf bijna wordt voltooid, maar door omstandigheden buiten de wil van de dader om niet wordt voltooid.
De interpretatie van wat precies een ‘begin van de uitvoering’ inhoudt, is mede afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het specifieke geval en de jurisprudentie. Rechters beoordelen per geval of er voldoende handelingen zijn verricht om te spreken van een begin van de uitvoering.
Samenvattend betekent ‘begin van de uitvoering’ bij poging tot zware mishandeling dat de dader handelingen moet hebben verricht die direct en concreet gericht zijn op het plegen van zware mishandeling, waardoor een reëel gevaar voor de voltooiing van het misdrijf ontstaat.
U wordt vandaag gratis en vrijblijvend teruggebeld door een ervaren strafrechtadvocaat.